Net wanneer je denkt dat het rustig is met interessante jurisprudentie over de Wmo, doet de Raad een mooie uitspraak (CRVB:2014:398). Waarom mooi? Omdat de Raad oordeelt dat er een causaal verband moet bestaan tussen geluidsoverlast in de omgeving en het ondervinden van beperkingen in het normale gebruik van de woning. En dat belanghebbende zelf maatregelen kan treffen.
Waar gaat het over in deze zaak?
Belanghebbende woont met zijn echtgenote en twee kinderen in een benedenwoning. Hun dochter (19 jaar) heeft een verstandelijk beperking met gedragsstoornissen en is bekend met epilepsie. Belanghebbende vraagt om een verhuiskostenvergoeding omdat het kanaal nabij de woning gevaarlijk is voor zijn dochter. Verder licht hij toe dat de omgeving door drugsoverlast, vooral ’s nachts, heel onrustig is waardoor hun dochter niet kan slapen. Het college weigert de aanvraag en handhaaft dat besluit in bezwaar. Daaraan ligt een medisch advies ten grondslag.
De adviseur
Deze stelt vast dat de dochter geen medische beperkingen ondervindt in het normale gebruik van de woning. Verhuizen is aldus niet medisch noodzakelijk. De ouders zijn verantwoordelijk voor het treffen van veiligheidsmaatregelen, zodat de dochter de deur niet kan openen. Het vermijden van water in de nabijheid van een woning in de gemeente is bovendien niet of nauwelijks haalbaar. Voor de drugsoverlast in de omgeving van woning overweegt de adviseur dat verhuizen niet de oplossing is. Juist de oorzaak van het probleem moet worden aangepakt. Voor toepassing van de hardheidsclausule zijn geen bijzondere feiten of omstandigheden aanwezig.
De rechtbank
Belanghebbende komt in beroep. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Daartoe overweegt de rechtbank allereerst dat de totstandkoming van het advies niet als onzorgvuldig kan worden aangemerkt. Verder oordeelt de rechtbank dat beperkingen die in causaal verband staan met omgevingsfactoren binnen het bereik van de Wmo kunnen vallen (zie ook RBAMS:2010:BO6836). In dit geval is dat echter niet aan de orde. Dat geldt alleen al omdat niet is gebleken dat belanghebbende de problemen niet zelf kan oplossen. Het ligt in zijn eigen sfeer om te voorkomen dat de dochter de woning niet stiekem verlaat en in een gevaarlijke situatie geraakt. Belanghebbende onderbouwt niet met medische gegevens dat er een causaal verband bestaat tussen de slaapproblemen van zijn dochter en de drugsoverlast. Naar oordeel van de rechtbank kon het college in redelijkheid tot het oordeel komen dat er geen aanleiding was de hardheidsclausule toe te passen. Belanghebbende komt in hoger beroep en voert aan dat:
- het advies onzorgvuldig is. De medisch adviseur heeft niet zelf contact opgenomen met de behandelend artsen en heeft geen eigen onderzoek gedaan naar het causaal verband tussen haar beperkingen en de omgevingsfactoren van de woning.
- dit causaal verband aanwezig is. Uit de verklaringen van de kinderneurologen blijkt namelijk dat zijn dochter psychische en gedragsproblemen heeft en daarnaast epileptisch is.
- verhuizen medisch noodzakelijk is omdat zijn dochter slaapproblemen heeft en zeer onrustig wordt van de drugsgebruikers die zich rond de woning ophouden wat een negatief effect heeft op haar gezondheid.
- hij alle mogelijke veiligheidsmaatregelen heeft getroffen, maar deze niet kunnen voorkomen dat zijn dochter de woning verlaat.
- de bijzondere omstandigheden als bedoeld in de hardheidsclausule zijn gelegen in de gezondheidssituatie van zijn dochter en in de omstandigheid dat de door hem getroffen maatregelen geen oplossing bieden.
Het oordeel van de Raad
Volgens de Raad oordeelt de rechtbank terecht dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen en dat het college dit advies ten grondslag kan en mag leggen aan het bestreden besluit. De adviseur heeft kennisgenomen van informatie die door de huisarts en de behandeld kinderneuroloog zijn verstrekt. In de stukken en de door belanghebbende nader ingebrachte verklaringen van medici ziet de Raad geen aanknopingspunten voor een oordeel dat de adviseur – met de tot zijn beschikking staande gegevens – geen volledig beeld heeft gekregen. De adviseur kon dus volstaan met het door hem uitgevoerd onderzoek. De omstandigheid dat de adviseur de dochter niet zelf heeft onderzocht leidt niet tot het oordeel dat het advies onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. De grond slaagt niet.
Volgens de Raad overweegt de rechtbank met juistheid dat beperkingen in het normale gebruik van de woning die in causaal verband staan met omgevingsfactoren binnen het bereik van de Wmo kunnen vallen. Daarvoor moet eerst vastgesteld worden wat onder het normale gebruik van de woning wordt verstaan, als bedoeld in de Verordening. Volgens de beleidsregels voor voorzieningen uit de Verordening omvat dit normale gebruik de elementaire woonfuncties. Hieronder worden de activiteiten verstaan die de gemiddelde bewoner in zijn woning in elk geval verricht, zoals eten bereiden, slapen, lichaamsreiniging en essentiële huishoudelijke werkzaamheden. Deze invulling van het begrip normaal gebruik van de woning acht de Raad niet onjuist. Hieruit blijkt ook maar weer hoe belangrijk het vaststellen van beleidsregels kan zijn.
Volgens de Raad levert de nabijheid van het kanaal en het daaraan verbonden verdrinkingsgevaar voor de dochter geen beperkingen op in het normale gebruik van de woning als bedoeld in de Wmo. Daarom rust er op het college geen compensatieplicht. Belanghebbende heeft – naar oordeel van de Raad – een eigen verantwoordelijkheid om maatregelen te treffen met het oog op de gevaren van het kanaal. Overigens maakt hij niet aannemelijk dat niet ongebruikelijke maatregelen als:
- het op slot doen van de deur;
- het buiten bereik van de dochter houden van de sleutel; en
- het niet zonder begeleiding verlaten van het huis door haar,
niet afdoende zijn.
Zoals uiteengezet valt slapen onder het normale gebruik van de woning. Beperkingen die daarin worden ondervonden door factoren in de omgeving van de woning kunnen dan ook onder de compensatieplicht vallen. Belanghebbende maakt echter niet aannemelijk dat een causaal verband bestaat tussen de slaapproblemen van zijn dochter en geluidsoverlast die drugsgebruikers in de omgeving van de woning zouden veroorzaken.
Geïnteresseerden wijs ik op CRVB:2012:BY0324 waarin de Raad ook oordeelt dat het op de weg van belanghebbende ligt om eenzelfde causaal verband als in de onderhavige zaak aannemelijk te maken met objectieve feiten en omstandigheden. Daarin slaagt ook die belanghebbende niet.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank in r.o. 4.4 van de aangevallen uitspraak en de overwegingen waarop dit oordeel berust (de uitspraak is niet gepubliceerd op rechtspraak). Er rust daarom geen plicht op het college om de beperkingen van de dochter bij het slapen te compenseren. Belanghebbende heeft verder ook hier een eigen verantwoordelijkheid om hiervoor maatregelen te treffen. Ter zitting wijst de gemachtigde van het college op de mogelijkheid geluidsoverlast te melden bij het Meldpunt Zorg en Overlast. Dit schakelt de juiste hulpverleningsinstantie in en coördineert de acties die worden ondernomen. Verder kan aangifte worden gedaan bij de politie. Mocht dit niets opleveren dan kan dit alsnog reden zijn voor verhuizing. Ik ben eigenlijk wel nieuwsgierig of dat dan ook een aanspraak genereert.
Pingback: Jurisprudentieoverzicht. Van overeenkomstige toepassing op de Wmo 2015? | Uitvoering Wmo 2015
Pingback: Wat heeft de Huisvestingswet-urgentie te maken met de Wmo 2015? – Uitvoering Wmo 2015