Het voorstel tot afschaffing financiële regelingen voor chronisch zieken en gehandicapten is op 9 september 2013 bij de Tweede Kamer ingediend. Op 23 januari is het voorstel door deze Kamer aangenomen. Inmiddels duurt de tijd voort terwijl beoogd is het voorstel (grotendeels) met terugwerkende kracht op 1 januari 2014 in werking te laten treden. Het voorstel wijzigt ook de Wmo 2007 met de bevoegdheid van het college tot het verstrekken van een tegemoetkoming aan de personenkring en daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten ter bevordering van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren (TK 33 841, nr. 8).
Gemeenten kunnen volgens de regering – kort gezegd – zelf kiezen hoe zij chronisch zieken en gehandicapten ondersteunen: in de WWB of de Wmo. Met regelmaat schreef ik hierover in een blog of een artikel in Sociaal Bestek.
Wel of geen regels over financiele draagkracht in de Wmo?
Het wetsvoorstel roept veel vragen op. Wie wordt op grond van welke criteria aangemerkt als chronisch ziek of gehandicapt? Wat zijn (aannemelijke) meerkosten in verband daarmee?
Dit blog gaat specifiek over de vraag of de gemeenteraad in de Verordening op grond van de Wmo 2007 en/of Wmo 2015 regels mag stellen over de financiele draagkracht van de doelgroep.
Parlementaire behandeling afschaffing Wtcg en CER
Sinds het wetsvoorstel bij de Eerste Kamer ligt worden er veel vragen gesteld over onder meer de bevoegdheid van inkomens- en/of vermogensgrenzen in de Wmo 2007 of Wmo 2015. Staatssecretaris Van Rijn heeft deze vragen beantwoord. Een paar relevante citaten.
EK 2013/14, 33 726, B, p. 5 (voorlopig verslag)
“Gemeenten mogen krachtens de voorliggende wetgeving op basis van de Wmo ook forfaitaire regelingen voor tegemoetkomingen vaststellen. Kan de regering voorbeelden geven van voornemens voor dergelijke regelingen? Kunnen aan die regelingen inkomensgrenzen (anders dan eigen bijdragen) worden verbonden? Als een gemeente er voor kiest om geen forfaitaire regeling krachtens de Wmo vast te stellen, welke mogelijkheden heeft zij dan in concreto om de doelgroep te ondersteunen?”EK 2013/14, 33 726, C, p. 5 (memorie van antwoord)
“Gemeenten krijgen op grond van de nota van wijziging voor de Wmo de mogelijkheid tot het verstrekken van een financiële tegemoetkoming aan personen met een chronische ziekte en/of beperking met daarmee in verband samenhangende meerkosten. Gemeenten krijgen dus niet de mogelijkheid om algemeen inkomensbeleid te voeren, maar kunnen alleen een tegemoetkoming verstrekken voor bepaalde kosten of situaties. Indien de gemeenteraad gebruik maakt van de bevoegdheid tot het verstrekken van een financiële tegemoetkoming bevat de gemeentelijke verordening de gemeentelijke regels daartoe. Gemeenten zijn vrij in het stellen van criteria en van rijkswege wordt ook geen inkomensgrens opgelegd. Gemeenten hebben hiermee een instrument in handen om gericht een financiële tegemoetkoming op maat te bieden aan personen met een chronische ziekte of handicap die een inkomen hebben boven de inkomensgrenzen die in die gemeentelijke uitvoeringspraktijk voor de individuele bijzondere bijstand worden gehanteerd. Er is dus geen sprake van een precedent voor tegemoetkomingen voor mensen met een inkomen boven de 110 procent van het wettelijk minimumloon. Daarnaast geldt dat het tevens aan de gemeente is of en in welke mate rechthebbenden meerkosten aannemelijk moeten maken. De financiële tegemoetkoming die gemeenten op grond van de nota van wijziging voor de Wmo kunnen verstrekken betreft een tegemoetkoming voor bepaalde kosten of situaties.”EK 2013/14, 33 726, C, p. 9-10 (memorie van antwoord)
“De nota van wijzing voor de Wmo doorkruist het voornemen om de bestaande vormen van categoriale bijzondere bijstand te beperken niet, maar maakt het voor gemeenten mogelijk om specifiek voor personen met een chronische ziekte en/of beperking en met een inkomen boven het netto sociaal minimum een categoriale regeling te treffen waarmee een tegemoetkoming al dan niet in de vorm van een forfaitaire vergoeding wordt verstrekt. Gemeenten krijgen op grond van de nota van wijziging voor de Wmo ook beleidsruimte om te bepalen op welke wijze de financiële tegemoetkoming wordt verstrekt. De tegemoetkoming kan in de vorm van een forfaitaire vergoeding worden verstrekt. Gemeenten zijn daarnaast vrij in het stellen van criteria waaronder ook regels met betrekking tot het inkomen.”“Een forfaitaire regeling die gemeenten krachtens de Wmo kunnen formuleren heeft tot doel personen met een chronische ziekte en/of beperking met daarmee in verband samenhangende meerkosten financieel te ondersteunen. Het wordt voor gemeenten hiermee mogelijk om personen met een chronische ziekte en/of beperking met een inkomen boven het netto sociaal minimum een tegemoetkoming al dan niet in de vorm van een forfaitaire vergoeding te verstrekken.”
“Wel of geen vermogen betreft geen criterium dat per wet aan gemeenten wordt meegegeven. Maatschappelijke ondersteuning moet beschikbaar zijn voor degenen die daarop zijn aangewezen, ongeacht de hoogte van het inkomen of het vermogen.”
“De mogelijkheid tot het verstrekken van een financiële tegemoetkoming is neergelegd in artikel 2.1.7 van het wetsvoorstel Wmo 2015. De regering handhaaft het uitgangspunt dat maatschappelijke ondersteuning voor iedereen toegankelijk moet zijn, ongeacht de hoogte van het inkomen en/of vermogen. Dat neemt niet weg dat indien gemeenten gebruikmaken van de mogelijkheid tot het verstrekken van een financiële tegemoetkoming op grond van de Wmo gemeenten vrij zijn in het stellen van criteria op basis waarvan inwoners recht hebben op een tegemoetkoming.”
EK 2013/14, 33 726, C, p. 16 (memorie van antwoord)
“Gemeenten hebben hiermee een instrument in handen om gericht een financiële tegemoetkoming op maat te bieden aan personen met een chronische ziekte of handicap die een inkomen hebben boven de inkomensgrenzen die in die gemeentelijke uitvoeringspraktijk voor de individuele bijzondere bijstand worden gehanteerd. De financiële tegemoetkoming die gemeenten op grond van de nota van wijziging voor de Wmo kunnen verstrekken betreft een tegemoetkoming voor bepaalde kosten of situaties.”EK 2013/14, 33 726, E, p. 5 (nader voorlopig verslag)
“Staat het de gemeente nu wel of niet vrij om het vermogen mee te laten wegen bij het verstrekken van een (forfaitaire) tegemoetkoming? In de Handreiking staat dat gemeenten de mogelijkheid hebben zelf de doelgroep af te bakenen via een inkomensgrens of draagkrachtregel. Hoe dient dit te worden geïnterpreteerd?”
EK 2013/14, 33 726, F, p. 1-2 en 10 (nadere memorie van antwoord)
“Een forfaitaire regeling die gemeenten krachtens de Wmo kunnen formuleren heeft tot doel personen met een chronische ziekte en/of beperking met daarmee in verband samenhangende meerkosten financieel te ondersteunen. Gemeenten krijgen in het kader van de Wmo de beleidsruimte om (bij verordening) te bepalen of een tegemoetkoming wordt verstrekt, aan wie en hoe hoog.”“Gemeenten kunnen hiermee specifiek voor personen met een chronische ziekte en/of beperking en met een inkomen boven het sociaal minimum in het kader van de Wmo een categoriale regeling treffen waarmee een tegemoetkoming al dan niet in de vorm van een forfaitaire vergoeding wordt verstrekt.”
“Gemeenten zijn vrij in het stellen van criteria waaronder regels op het gebied van financiële draagkracht in verband met inkomen en/of vermogen.”
Nota van Wijziging Wmo 2015
In het oorspronkelijk wetsvoorstel Wmo 2015 had de gemeenteraad de opdracht om – kort gezegd – regels te stellen over de financiële draagkracht van de doelgroep bij het verlenen van tegemoetkoming voor (aannemelijke) meerkosten aan hen, tenzij geen gebruik werd gemaakt van de bevoegdheid een tegemoetkoming te verlenen. Daaraan is bij nota van wijziging een einde gemaakt.
Toelichting (TK 2013/14, 33 841, nr. 35, p. 16 en 19)
“De bepaling over de financiële tegemoetkoming voor personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben (artikel 2.1.7), wordt in overeenstemming gebracht met de vergelijkbare bepaling die met een recent door de Tweede Kamer aanvaarde wetsvoorstel in de Wmo wordt opgenomen (33 726). Met het op 23 januari 2014 door de Tweede Kamer aanvaarde wetsvoorstel tot afschaffing van o.a. de algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten wordt in de Wmo een artikel 4a opgenomen, dat erin voorziet dat gemeenten de mogelijkheid krijgen om personen met een chronische ziekte of beperking een tegemoetkoming, al dan niet in de vorm van een forfaitaire vergoeding, te verstrekken. Het wetsvoorstel Wmo 2015 bevat in artikel 2.1.7 eveneens een dergelijke bepaling, omdat de Wmo komt te vervallen. Die bepaling is echter niet geheel gelijkluidend aan artikel 4a Wmo en moet daarom enigszins worden gewijzigd om daarmee in overeenstemming te worden gebracht.”
Wel regels over financiele draagkracht in de Wmo
De aangehaalde Kamerstukken geven antwoord op de vraag. Ik moet vaststellen dat gemeenten bevoegd zijn tot het bij Verordening opstellen van “draagkrachtregels” als een tegemoetkoming op grond van de Wmo 2007 of Wmo 2015 wordt verleend. Echter deze bevoegdheid lijkt – volgens mij – alleen te mogen worden toegepast in samenhang bezien met de hoogte van de gemeentelijke draagkrachtregels over de bijzondere bijstand. Dus iemand die op grond van zijn middelen geen recht heeft op bijzondere bijstand, kan recht hebben op een tegemoetkoming op grond van de Wmo, mits de Verordening daarin voorziet. Immers handhaaft de regering het uitgangspunt dat maatschappelijke ondersteuning voor iedereen toegankelijk moet zijn, ongeacht de hoogte van het inkomen en/of vermogen. Maakt de gemeente geen gebruik van de bevoegdheid een tegemoetkoming te verlenen, dan moet de reden daarvan worden aangegeven in het beleidsplan (art. 2.1.2 lid 5 Wmo 2015). Wat is een legitieme reden om geen tegemoetkoming aan de doelgroep te verlenen met een “te hoog” inkomen of vermogen? Daarop moet ik het antwoord (vooralsnog) schuldig blijven.
Bijzondere bijstand of tegemoetkoming Wmo?
Klopt de bovenstaande conclusie, dan wordt de afbakening tussen de WWB en Wmo wat diffuus. Voor bijzondere bijstand moet in ieder geval sprake zijn noodzakelijke kosten die voortvloeien uit de bijzondere omstandigheden. Is een dubbele verstrekking mogelijk? Dat zou kunnen, tenzij de Verordening bepaalt dat geen tegemoetkoming wordt verleend voor zover op grond van een andere regeling een vergoeding is ontvangen voor de kosten. Voor wat betreft de hoogte van iemands inkomen merk ik nog op als er beslag ligt op het inkomen hij daar redelijkerwijs niet over kan beschikken in de zin van de WWB (CRVB:2005:AS5115, CRVB:2006:AV8374 en vergelijk CRVB:2013:954).
Tot slot
De Raad van State heeft zorgen geuit over de decentralisatie van deze maatregelen. De vraag is of personen die recht hebben een tegemoetkoming op grond van de Wtcg of CER die ook zouden moeten ontvangen onder het nieuwe regime door de gemeentelijke overheid. Het gaat hier – volgens de Raad – om kwetsbare groepen die in een dergelijke transitie wellicht uit het oog worden verloren, doordat ze zelf de weg niet vinden bij verandering van regelingen. De regering deelt de mening van de heer Donner dat het voorkomen van grote verschillen tussen gemeenten in toe te wijzen voorzieningen mogelijkerwijs aanleiding geeft om voor beslissingen die ingezetenen niet aanstaan het oordeel van de rechter in te roepen. Kijken gemeenten echter – in overeenstemming met tekst en bedoeling van de wet – zorgvuldig en concreet naar de individuele situatie en behoefte van betrokkene, is er volgens – Van Rijn – geen reden het oordeel van de rechter te vrezen. Het wetsvoorstel Wmo 2015 is nadrukkelijk gebaseerd op een systeem waarbij naar iedere individuele situatie gekeken wordt.