De verwachtingen in Nederland waren hoog gespannen, zo bleek uit de media rondom de uitspraak van de voorzieningenrechter over het Friese echtpaar (RBNNE:2014:6176). Beluister rechts onderaan op de homepage mijn interview bij het Radio 1 journaal over deze zaak.
Wat speelt er in deze zaak?
De gemeente in kwestie heeft besloten om vanaf 1 januari 2015 geen huishoudelijke hulp (hh1 = eenvoudig schoonmaakwerk) meer te verstrekken. Aanleiding daarvoor is de Wmo 2015 die per genoemde datum in volle omvang in werking treedt. In juli 2014 is belanghebbende door het college met een brief er van op de hoogte gesteld dat de Wmo per 1 januari 2015 ingrijpend zal worden gewijzigd en dat dit (mogelijk) gevolgen heeft voor de hh1 die hij thans ontvangt. Op 30 september 2014 stuurt het college belanghebbende een beschikking waarin het toekenningsbesluit op grond van de Wmo 2007 per 1 januari 2015 wordt ingetrokken. Bij dat besluit was aan hem hh1 (lichte en zware huishoudelijke werkzaamheden en het verzorgen van de was) toegekend. Dit voor de periode 1 oktober 2012 tot en met 1 oktober 2017 met een omvang van 7 uren per week in de vorm van een persoonsgebonden budget.
Algemene voorziening
In het bestreden besluit staat dat de hh1 per genoemde datum een algemene voorziening wordt. Als reden wordt de te wijzigingen wetgeving van 2015 en minder budget genoemd. Het college stelt zich op het standpunt dat belanghebbende vanaf 1 januari de schoonmaakhulp zelf moet regelen en betalen. Ter zitting is door het college verduidelijkt dat de huishoudelijke hulp als algemeen gebruikelijk wordt beschouwd. De geïnteresseerde lezer wijs ik op een eerder blog over het oordeel van deze rechtbank over hulp bij het huishouden als algemene voorziening onder de Wmo 2007. Daarnaast wijs ik op een blog over het begrip algemene voorziening in de Wmo 2015 en de vragen die de toepassing van dat begrip oproept.
Wmo 2015 of Wmo 2007?
De consulent concludeert in het rapport Heronderzoek Algemene voorziening, na telefonisch overleg met de dochter van verzoeker, dat er voor hem binnen de Wmo geen passende oplossing is te vinden. In bezwaar stelt verzoeker onder meer dat het overgangsrecht (art. 8.9 Wmo 2015) zich verzet tegen de intrekking; oude gevallen behouden hun rechten immers ook na 1 januari 2015. Bovendien is het maar de vraag of hh1 voor verzoeker als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd.
In geding
In dit geding is of het college terecht en op juiste gronden heeft besloten verzoeker per 1 januari 2015 niet langer in aanmerking te brengen voor huishoudelijke hulp, omdat die algemeen gebruikelijk zou zijn. Anders dan de tekst van het bestreden besluit suggereert, is dat besluit, zoals ter zitting door het college nader uiteen is gezet, gebaseerd op de Wmo 2007 en níet op de Wmo 2015. Het college erkent derhalve dat het bestreden besluit in zoverre niet juist is.
Overgangsrecht
Ingevolge artikel 8:9 lid 1 Wmo 2015 (het overgangsrecht), wordt de Wmo 2007 ingetrokken, onverminderd de rechten en verplichtingen die onmiddellijk voor het tijdstip waarop artikel 2.1.1 Wmo 2015 in werking is getreden, voor betrokkene zijn verbonden aan een met toepassing van de Wmo 2007 door het college genomen besluit waarbij aanspraak is verstrekt op een individuele voorziening in natura of het ontvangen van een persoonsgebonden budget dan wel een financiële tegemoetkoming.
Het tweede lid bepaalt dat het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van enig artikel van deze wet, van toepassing blijft ten aanzien van besluiten genomen op grond van de Wmo 2007. In de Memorie van Toelichting (TK 2013/14, 33 841, nr. 3) wordt vermeld dat het eerste lid beoogt buiten discussie te stellen dat de op 1 januari 2015 van kracht zijnde beschikkingen van gemeenten inzake het verstrekken van voorzieningen en pgb’s (genomen met inachtneming van de voorschriften van de Wmo 2007) niet worden geraakt door de intrekking van deze wet.
Verordening
Artikel 1, achtste lid, van de Verordening bepaalt dat onder een algemene voorziening een voorliggende voorziening wordt verstaan die door iedereen, waarvoor de voorziening is bedoeld, op een eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is. Artikel 1, negende lid, van de Verordening bepaalt dat een algemeen gebruikelijke oplossing een oplossing is die door de belanghebbende zelf kan worden betaald. In artikel 7, derde lid, van de Verordening is bepaald dat oplossingen voor een hulpvraag, als bedoeld in het tweede lid, bij voorkeur worden gezocht in dat wat een belanghebbende zelf, of met diens sociale netwerk redelijkerwijs kan realiseren. Worden daar onvoldoende oplossingen gevonden, dan worden de oplossingen achtereenvolgens gezocht in algemeen gebruikelijke oplossingen, voorliggende voorzieningen en collectieve voorzieningen. Het college besluit alleen dan een individuele voorziening te verstrekken, als er onvoldoende andere oplossingen zijn.
Besluit gemeenteraad
Op 23 september 2014 heeft de raad van de gemeente besloten “er mee in te stemmen dat huishoudelijke hulp (hh1) onder de Wmo 2015 vorm krijgt conform het scenario waarbij het reguliere aanbod op het gebied van schoonmaakwerk en interieurverzorging als algemene voorziening wordt beschouwd, die door inwoners zelf kan worden betaald en waarbij er een bijzondere bijstandsregeling is voor sociale minima die op de algemene voorziening zijn aangewezen, maar die dit niet zelf kunnen betalen.”
Op basis van dit raadsbesluit, dat is ingegeven door de omstandigheid dat de gemeente per 1 januari 2015 (financieel) volledig verantwoordelijk wordt voor de maatschappelijke ondersteuning, is een andere invulling gegeven aan het onder het vóór 1 januari 2015 geldende wettelijke regime bestaande begrip “algemene gebruikelijke oplossing”, als bedoeld in artikel 1, negende lid, van de Verordening. Ter zitting licht het college nog toe dat hij zich op het standpunt stelt dat heden ten dage de huishoudelijke hulp, evenals bijvoorbeeld de boodschappendienst en de maaltijdvoorziening, moet worden beschouwd als algemeen gebruikelijk.
Compensatieplicht
In de Wmo 2007 staat de compensatieplicht centraal. Gelet op het bepaalde in artikel 4 van de Wmo 2007 zijn gemeenten verplicht om mensen met een beperking of psychische problematiek te compenseren voor de beperkingen die zij ondervinden bij hun zelfredzaamheid en participatie.
Met partijen is de voorzieningenrechter van oordeel dat de hh1 op basis van de Wmo 2007 in beginsel kan worden beëindigd. Daartoe zal echter – wederom in beginsel – slechts aanleiding zijn, als er iets is gewijzigd, waarbij vooral te denken valt aan de omstandigheden waarin de betrokkene verkeert. Een categoriale stopzetting, die dus alle burgers in een bepaalde gemeente treft, in verband met gewijzigd beleid en zonder na deugdelijk onderzoek rekening te houden met die omstandigheden, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet mogelijk.
Geen gewijzigde omstandigheden
Uit de stukken blijkt dat het college in oktober 2012 onderzoek heeft gedaan naar de individuele situatie van verzoeker en zijn echtgenote, waarbij hun (on)mogelijkheden zijn geïnventariseerd en hun medische beperkingen in kaart zijn gebracht. Dit heeft, binnen de kaders van de Wmo 2007 en de toen geldende Verordening, geleid tot de voortgezette toekenning van een individuele voorziening in de vorm van een pgb voor 7 uur hh1 per week.
Gesteld noch gebleken is dat de persoonlijke omstandigheden van verzoeker en zijn echtgenote nadien zijn verbeterd. Desondanks is de hh1 per 1 januari 2015 beëindigd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college hiertoe, zonder nader onderzoek naar onder meer de mogelijke gevolgen van de beëindiging voor de gezondheid en het welbevinden van verzoeker en zijn echtgenote, per deze datum niet heeft kunnen en mogen overgaan.
Algemeen gebruikelijk
De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat de huishoudelijke hulp in het geval van verzoeker nooit eerder is aangemerkt als algemeen gebruikelijk. Indien en voor zover de huishoudelijke hulp algemeen gebruikelijk is dan wel als zodanig moet worden aangemerkt, dan moet, gelet op vaste jurisprudentie van de Raad, bijvoorbeeld CRVB:2009:BK5657), nader worden beoordeeld of de huishoudelijke hulp in dit specifieke geval ook als voor de persoon als aanvrager algemeen gebruikelijk als bedoeld in de Verordening moet worden beschouwd. Het college is hier, zonder nader onderzoek, op voorhand van uit gegaan. Gelet op de omvang van de voor verzoeker en zijn echtgenote noodzakelijke huishoudelijke hulp (welke door het college niet is bestreden) brengt dit echter onweersproken maandelijks dermate hoge kosten met zich, dat niet uit te sluiten is dat de huishoudelijke hulp naar de geldende maatschappelijke normen niet tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van verzoeker en zijn echtgenote behoort.
Interessant is de vraag of de weigeringsgrond ‘algemeen gebruikelijk’ onder de Wmo 2015 wijzigt. De geïnteresseerde lezer wijs ik op een (apart) blog hierover.
Met betrekking tot het eventueel aanleggen van een vermogenstoets in verband met het bezit van een eigen woning, waarnaar overigens ook geen nader onderzoek is verricht, wijst de voorzieningenrechter ten slotte op vaste jurisprudentie van de Raad, bijvoorbeeld CRVB:2013:2390. Opgemerkt wordt dat de aanspraak op maatschappelijke ondersteuning (ook) in de Wmo 2015 niet afhankelijk mag worden gesteld van inkomen of vermogen.
Gegrond bezwaar
Naar verwachting van de voorzieningenrechter zal het bezwaar gegrond moeten worden verklaard, zodat de voorzieningenrechter aanleiding ziet om een voorlopige voorziening te treffen en het verzoek toewijzen en de voorlopige voorziening treffen. Het bestreden besluit van 30 september 2014 wordt geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar, zodat verzoeker en zijn echtgenote dus vooralsnog met toepassing van het overgangsrecht de hh1 per 1 januari 2015 ongewijzigd behouden.
Tot slot
Boven de Wmo 2015 hangt de principiele vraag of gemeenten onder de Wmo 2015 verplicht zijn huishoudelijke hulp (eenvoudig schoonmaakwerk) als maatwerkvoorziening te verlenen. In Sociaal Bestek schreef ik hierover een artikel.
Pingback: Algemeen gebruikelijk in de Wmo 2015 | Uitvoering Wmo 2015