Op 5 april heeft de Tweede Kamer de Wijziging van de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet en de Zorgverzekeringswet aangenomen. De staatssecretaris zond voorafgaande aan de stemming nog een brief aan de Kamer met antwoorden op vragen over de overbruggingszorg op grond van de Wlz (TK 2015/16, 34 279, nr. 23). Een van de moties is door de regering overgenomen. Ik ben heel benieuwd of de gemeente uiteindelijk verantwoordelijk blijft voor het verlenen van maatwerkvoorzieningen aan ’thuiswonende’ verzekerden met een Wlz-indicatie.
Geïnteresseerden wijs ik op de Training Wmo in relatie tot Wlz, Zvw en andere wetten op 21 april in Arnhem. Bovengenoemd wetsvoorstel maar ook de Verzamelwet VWS 2016 komen in de training aan bod. Op 5 april vond het eerste plenaire debat in de Tweede Kamer plaats over de Verzamelwet. De Eerste Kamer bespreekt het wetsvoorstel Wijziging van de Wlz, de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Zvw op 26 april.
Hieronder staan de aangenomen amendementen en moties.
Aangenomen amendementen
Amendement 34 279 nr. 13 Lid Otwin van Dijk
Nieuw art. 3.6.6a Wlz. Toelichting. Wanneer cliënten een formele indicatie hebben vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz), maar er nog geen (gewenste) plek in een instelling is vanuit de Wlz, blijven cliënten wel een zorgvraag houden. In veel gevallen ontvangen deze cliënten al zorg op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en/of de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). De indiener wil met dit amendement de continuïteit van zorg voor deze cliënten borgen. Cliënten behouden hun zorg en daarmee de vertrouwde zorgverleners op basis van de ZVW en/of de WMO, indien zij dit wensen tot het moment dat een geschikte plek in een Wlz- instelling beschikbaar is. Het eerste lid voorziet in de mogelijkheid de zorgaanbieder vanuit de Zvw of de aanbieder van de maatwerkvoorziening te contracteren als dat nog niet gebeurd was. Daarbij gelden in beginsel de voorwaarden waaronder die zorg of maatwerkvoorziening eerder werd geleverd of aangeboden. De financiering van deze zorg kan dan vanuit de Wlz komen. Cliënten hebben immers een geldige indicatie voor de Wlz. Zorgkantoren dienen deze zorg die vanuit de Zvw en WMO is georganiseerd, over te nemen en te financieren. De Wmo-ondersteuning die niet tot het verzekerde Wlz-pakket behoort, valt niet onder dit artikel. De voorgestelde voorziening geldt zolang die zorg of de in de maatwerkvoorziening besloten liggende zorg noodzakelijk en verantwoord is. Wlz-uitvoerders zijn niet gevrijwaard van hun zorgplicht op financieel of organisatorische zin. Ook gedurende deze overbruggingsperiode behoudt de verzekerde jegens de Wlz-uitvoerder recht op zorg waarop hij naar aard, inhoud en omvang redelijkerwijs is aangewezen. Indien de zorg of de maatwerkvoorziening niet passend is voor de zorgbehoefte van de verzekerde dient de Wlz-uitvoerder in aanvullende zorg te voorzien. De Wlz-uitvoerders blijven verantwoordelijk voor de te leveren zorg aan cliënten met een indicatie voor de Wlz en zijn door dit amendement niet gevrijwaard van deze zorgplicht gedurende de tijd dat een cliënt in de thuissituatie met overbruggingszorg wacht op een geschikte plek in een instelling.
Amendement 34 279 nr. 21 (t.v.v. nr. 14) Leden Bergkamp en Weyenberg
Wijziging art. 3.3.6 Wlz. Toelichting. De zorgplicht van het zorgkantoor houdt in dat cliënten binnen een redelijke termijn en binnen een redelijke afstand van waar zij wonen in een instelling kunnen gaan verblijven. Hieraan wordt een grens gesteld van maximaal dertien weken. De initiatiefnemers delen de opvatting dat er binnen deze dertien weken een alternatief geboden moeten worden door het zorgkantoor, dat voldoet aan de voorwaarden die in de wet worden gesteld. De indieners zijn echter van mening dat de termijn van 13 weken moet kunnen worden verlengd indien er zicht op is dat er binnen afzienbare tijd na het aflopen van die termijn een plek vrijkomt in de instelling die de voorkeur heeft van de cliënt. De inschatting of er binnen een afzienbare tijd een plek vrijkomt in de voorkeursinstelling is aan het zorgkantoor en de zorginstelling om te maken. In overleg met de cliënt kan dan bepaald worden of de overbruggingsperiode wordt voortgezet totdat de plek in de voorkeursinstelling is vrijgekomen. Dit amendement geeft cliënten dus niet het recht op een plek in hun voorkeursinstelling, maar creëert wel de mogelijkheid om in gezamenlijk overleg de overbruggingszorg te verlengen, wanneer binnen afzienbare tijd een plek vrijkomt in de voorkeursinstelling. Indien na het verstrijken van de al dan niet verlengde termijn voor de overbruggingszorg de verzekerde besluit niet in te gaan op het aanbod dat het zorgkantoor hem heeft gedaan, krijgt de verzekerde zorg thuis geleverd via een regulier mpt of vpt waarop de voorwaarden van verantwoorde en doelmatige zorg van toepassing zijn. De 13 weken grens is dus geen harde grens meer. Dit amendement geeft daarmee zowel het zorgkantoor als de cliënt meer flexibiliteit, en een beslissing wordt genomen op basis van overleg. Dit amendement beoogt niet om afbreuk te doen aan de inspanningen van het zorgkantoor bij het vinden van een adequaat zorgarrangement dat past bij de behoefte van de cliënt. Ter waarborging van de zorgplicht van de zorgkantoren is in het vierde lid de mogelijkheid opgenomen om onder meer ten aanzien van de verlengingsbevoegdheid van de Wlz-uitvoerder of het zorgkantoor nadere regels te stellen bij ministeriële regeling.
Amendement 34 279 nr. 9 (t.v.v. nr. 5) Leden Potters en Otwin van Dijk
Wijziging art. 1.1.2 lid 4 onder c Wlz en nieuw lid 8. Toelichting. Tijdens het VAO verpleeghuiszorg van 2 juli 2015 is gesproken over ouderen met een volledig pakket thuis (vpt) op basis van een laag zorgprofiel. Op grond van de huidige regelgeving maken cliënten die op 31 december 2014 met een laag ZZP thuis woonden gedurende het jaar 2015 een keuze of ze intramuraal in een instelling willen worden opgenomen of dat ze thuis wonen/zelf hun huur betalen en zorg en ondersteuning ontvangen vanuit Wmo en Zvw. Ongeveer 2.000 cliënten (zowel ouderen als mensen uit de gehandicaptensector) kregen op 31-12-2014 met een lage ZZP-indicatie zorg thuis in de vorm van een vpt. Daarnaast is gebleken dat in 2015 nog enkele tientallen cliënten hun zorgleverantie hebben omgezet in een vpt. Om te voorkomen dat deze mensen gedwongen worden te verhuizen, wordt voorgesteld voor deze groep te regelen dat zij kunnen kiezen voor voortzetting van de zorgverlening door middel van een vpt. Alhoewel het in het VAO van 2 juli met name ging over de cliënten in de ouderenzorg, wordt in dit amendement dezelfde regeling ook voor de gehandicaptenzorg getroffen. Deze zorg zonder verblijf is goedkoper dan intramurale zorg en sluit eveneens aan bij de gewenste richting van dit kabinet om mensen langer thuis te laten wonen.
Moties (aangenomen, aangehouden en overnomen)
Motie 34 279 nr. 15 Lid Leijten
De indiener constateert dat de regering voorstelt om aan overbruggingszorg een maximale termijn van dertien weken te koppelen. Indiener is van mening dat je mensen niet kunt dwingen om ergens te gaan wonen waar zij niet willen wonen, zeker niet als het de laatste plaats is waar iemand zijn leven zal doorbrengen. De regering wordt verzocht te garanderen dat mensen niet worden gedwongen om ergens te gaan wonen waar ze niet willen.
Aangehouden motie 34 279 nr. 19 Lid Keijzer
De indiener constateert dat er kinderen en jongeren zijn met een zogenaamde dubbelproblematiek: doof en autistisch dan wel blind/slechtziend en autistisch en dat dit een zeer specifieke en kleine doelgroep is die speciale zorg en ondersteuning nodig heeft. Niet iedere gemeente is bekend met de zorg voor deze kinderen, ouders weten niet altijd waar ze voor zorg moeten zijn en slechts bij bepaalde instellingen in Nederland deze expertise aanwezig is. De regering wordt verzocht voor deze doelgroep, zowel extramuraal als intramuraal, te borgen door de zorginkoop via een raamcontract door VNG te laten inkopen.
Overgenomen motie 34 279 nr. 20 Leden Otwin van Dijk en Van Weyenberg
De indieners constateren dat de regering in het voorliggende wetsvoorstel de overheveling van woningaanpassingen, hulpmiddelen en huishoudelijke hulp voor cliënten die zorg ontvangen vanuit de Wet langdurige zorg maar deze zorg thuis middels een vpt, mpt of pgb ontvangen, uitstelt.1. Indieners menen dat nader inzicht in de gevolgen van de overheveling, nadere voorbereiding en afstemming met actoren nodig is. De regering wordt daarom verzocht onderzoek te doen of de overheveling van woningaanpassingen, hulpmiddelen en huishoudelijke hulp vanuit het perspectief van de cliënten die de overheveling treft, wenselijk is of dat afstel van de overheveling noodzakelijk is, en de Kamer in 2016 hierover te informeren.
Overgenomen motie. De regering is in principe gehouden een aangenomen motie uit te voeren. Bij een overgenomen motie is dit niet anders. Juist het overnemen van de motie laat nog sterker zien dat de regering het voornemen heeft om de motie uit te voeren. Indien het later anders mocht zijn, zal de betrokken Minister dit aan de Kamer dienen mee te delen (zie TK 2014/15, 33 959, nr. 4).
De geïnteresseerde lezer wijs ik op het volgende citaat van de staatssecretaris in het kader van deze motie:2 “Ik ben, geloof ik, nog niet helemaal toe aan de conclusie dat uitstel afstel zou moeten zijn, maar ik begrijp de vraag van de Kamer aan mij om de variant van afstel te willen bekijken. Ik ben bereid dat te doen. Mijn criterium hiervoor is: wat is nou het beste in het belang van de cliënt? De gedachte was om het te doen vanuit één loket omdat dit het handigste zou zijn. Echter, als de voordelen ervan niet opwegen tegen de nadelen ervan, zoals het overdragen en het nader regelen waarbij iedere partij allerlei procedures moet wijzigen, dan ben ik bereid om ook naar die variant te kijken. Geef mij de gelegenheid om dat met partijen nog eens goed te bespreken.”
©Ingeborg Lunenburg opleiding + advies
zie onder meer wijziging van art. 8.6a Wmo 2015 ↩
bron: plenaire behandeling ↩