Voor de uitvoering van de wet kan het van belang zijn dat het college persoonsgegevens van de cliënt verstrekt aan het CIZ. Dit om te weten of het CIZ een indicatie heeft afgegeven voor toegang tot de Wet langdurige zorg. Is dat het geval, dan kan het college – behoudens het bepaalde in art. 8.6a Wmo 2015 – een maatwerkvoorziening weigeren. Denk bijvoorbeeld aan huishoudelijke hulp (CRVB:2018:1525).
Uit eigen beweging en desgevraagd verplicht
Het CIZ is bevoegd uit eigen beweging en desgevraagd verplicht aan het college mee te delen dat een indicatiebesluit is afgegeven waarin is vastgesteld dat een persoon is aangewezen op zorg op grond van de Wet langdurige zorg (art. 5.2.5 lid 3 Wmo 2015). Dit voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van de artikelen 2.3.2,1 2.3.3,2 2.3.53 of 2.3.6,4 2.3.95 of 2.3.106 Wmo 2015.
Wijziging
Het oorspronkelijk art. 5.2.5 lid 3 Wmo 2015 is gewijzigd door de Wet langdurige zorg (Stb. 2014, 494). Het artikel is zo gewijzigd dat het CIZ zonder toestemming van de Wlz-verzekerde mededeling mag doen van het feit dat een indicatiebesluit is afgegeven dat aan de verzekerde het recht geeft op zorg vanuit de Wlz (TK 2013/14, 33 891 nr. 3, p. 215).
Nieuwe privacywetgeving
De vraag is of de nieuwe Europese verordening op het gebied van de privacyregels (AVG-verordening) gevolgen heeft voor de toepassing van art. 5.2.5 lid 3 Wmo 2015. Gelet op de (gewijzigde) redactie van het derde lid kan niet anders dan worden aangenomen dat het artikel nodig is voor de uitvoering van de wet. Dat wil zeggen dat de client daarvoor niet eerste ondubbelzinnige toestemming hoeft te geven. Wel moet het college de cliënt in ieder geval in kennis stellen van het verstrekken van zijn persoonsgegevens aan het CIZ (informatieplicht).
Alleen persoonsgegevens cliënt?
Art. 5.2.5 lid 3 Wmo 2015 spreekt niet van ‘een cliënt’ maar van ‘een persoon’. Dat roept de vraag op of het college bevoegd is om de persoonsgegevens van de partner van de cliënt aan het CIZ te verstrekken gericht op het verkrijgen van informatie over het wel of niet beschikken over een Wlz-indicatie. Gelet op het beginsel van complementariteit van de Wmo 2015 kan dat zeker van belang zijn voor het recht (of de voortzetting daarvan) op de maatwerkvoorziening dan wel het pgb die aan de cliënt is toegekend. Dat wil zeggen: het verstrekken van persoonsgegevens van de partner van de client aan het CIZ is noodzakelijk voor de uitvoering van de betreffende artikelen zoals genoemd in art. 5.2.5 lid 3 Wmo 2015. Denk bijvoorbeeld aan huishoudelijke hulp (vergelijk CRVB:2017:3443).
©Ingeborg Lunenburg opleiding + advies