Afwijzing duofiets. Voldoende onderzoek ondersteuningsbehoefte?

De meervoudige kamer van de Raad doet een korte uitspraak, die wel een blog update waard is. In CRVB:2020:2644 gaat het over een afwijzing van de aanvraag om een duofiets.

Waar gaat om
Betrokkene is (ongeveer) 17 jaar en bekend met het Prader-Willi Syndroom. Vanwege beperkingen in zijn mobiliteit dient hij een aanvraag in voor een duofiets op grond van de Wmo 2015. Het college wijst de aanvraag af en handhaaft dat besluit in de beslissing op bezwaar.

Tussenuitspraak
Tegen het bestreden besluit wordt beroep ingesteld. De rechtbank doet een tussenuitspraak. Daarin oordeelt de rechtbank, kort samengevat, dat het bestreden besluit op een onvoldoende motivering berust. Het college mag dus op herexamen.

Het gebrek
Het college moet het gebrek in het bestreden besluit herstellen door nader onderzoek te verrichten naar de vervoersbehoefte van betrokkene met inachtneming van de behoefte en beperkingen van de begeleider van betrokkene, met name zijn moeder.

Aanvullende motivering
Ter uitvoering van de opdracht in de tussenuitspraak heeft het college per brief een vraagstelling aan de gemachtigde van betrokkene voorgelegd. Daarop is gereageerd en het college heeft  de aanvullende motivering aan de rechtbank overgelegd. Daarin komt naar voren dat de vragen van het college door betrokkene niet eenduidig worden beantwoord. Uit wat wel bekend is, kan volgens het college worden geconcludeerd dat betrokkene met de ter beschikking staande vervoersvoorzieningen in meer dan aanvaardbare mate kan participeren en is voorts niet gebleken van een vervoersbehoefte waarvoor nog ondersteuning vanuit de Wmo 2015 zou moeten worden geboden. Het college ziet daarom geen noodzaak om een duofiets te verstrekken.

Beroep gegrond, nieuwe beslissing op bezwaar
De rechtbank verklaart het beroep toch gegrond en draagt college op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van de einduitspraak en de tussenuitspraak.
Volgens de rechtbank heeft het college het besluit nog altijd niet deugdelijk gemotiveerd; het onderzoek is ontoereikend. Dat betrokkene niet zelf kan aangeven wat hij wil, betekent volgens de rechtbank niet dat er geen zelfstandige vervoersbehoefte zou zijn. Ten onrechte onderkent het college, volgens de rechtbank, dat een eerdere voorziening, een tandemfiets, de vervoersbehoefte van betrokkene weerspiegelde.
Daarmee is het standpunt dat betrokkene met de huidige vervoersvoorzieningen in aanvaardbare mate kan deelnemen aan het maatschappelijk verkeer onvoldoende onderbouwd. Dat wil zeggen: de totale vervoersbehoefte van betrokkene is te beperkt opgevat. De rolstoel in combinatie met de auto is niet adequaat om in de totale vervoersbehoefte van betrokkene te voorzien.

College in hoger beroep
Het college voert in hoger beroep aan dat, na de tussenuitspraak van de rechtbank, de relevante onderzoeksvragen zijn gesteld aan betrokkene. Uit de reactie hierop van betrokkene blijkt niet van een zelfstandige nog te compenseren vervoersbehoefte. Betrokkene kan de voor hem relevante bestemmingen bereiken met de ter beschikking staande vervoermiddelen en aldus in aanvaardbare mate participeren. Volgens het college is wel deugdelijk gemotiveerd dat daarom geen noodzaak bestaat voor het verstrekken van een duofiets. Volgens het college geeft de rechtbank ten onrechte opdracht om een nieuwe beslissing op het bezwaar van betrokkene te nemen.

Oordeel van de Raad
De Raad oordeelt, in tegenstelling tot de rechtbank, dat het college het door de rechtbank geconstateerde gebrek voldoende heeft hersteld. Dat wil zeggen met de vraagstelling die, in aanvulling op het eerder verrichte huisbezoek en het gesprek met de GGD-arts, is voldoende onderzoek verricht naar de concrete ondersteuningsbehoefte van betrokkene.

Vervoersbehoefte
Betrokkene wordt over de korte afstanden vervoerd met de rolstoel met hulpmotor en wordt hij over de langere afstanden vervoerd met de auto. Op de plaats van bestemming kan hij te voet een beperkte afstand overbruggen, zoals het lopend doen van boodschappen in een supermarkt. Ook ter zitting bij de Raad is niet concreet gemaakt dat betrokkene de beoogde bestemmingen niet kan bereiken met de ter beschikking staande vervoermiddelen. Van een vervoersbehoefte waarin moet worden voorzien met een duofiets, is daarom niet gebleken.
De Raad merkt nog wel op dat begrepen kan worden dat fietsen met een duofiets een positief effect heeft op de gezondheid van betrokkene en betrokkene meer plezier brengt dan het vervoer per auto, maakt dat niet dat het college gehouden is betrokkene een duofiets te verstrekken. Dit betekent dat het college de aanvraag om een duofiets terecht heeft afgewezen.

De rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit blijven in stand.

Tot slot
Uit deze uitspraak blijkt maar weer het belang van een goed en volledig onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van de cliënt. Het college in kwestie is daar in de tweede ronde in geslaagd.
Als ik de casus goed begrijp is betrokkene voor wat betreft zijn verplaatsingen in grote mate afhankelijk van zijn ouders. Dat neemt natuurlijk niet weg dat er ook nog een aanvullende (zelfstandige) vervoersbehoefte kan zijn. Daarvan is in dit geval niet gebleken. Hoe het college rekening heeft gehouden met de behoeften en beperkingen van de moeder, blijkt niet uit de uitspraak.
Ook concludeer ik uit deze uitspraak dat het college beoordelingsvrijheid heeft in de manier waarop iemand in aanvaardbare mate wordt gecompenseerd. Dat het daarnaast wenselijk (en begrijpelijk) is om in “de vrije tijd” nog te fietsen, brengt geen noodzaak tot het verstrekken van een aanvullende vervoersvoorziening met zich mee. Een duidelijke uitspraak lijkt mij.

©Ingeborg Lunenburg opleiding + advies

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*