In een richtinggevende uitspraak van de Raad kwam duidelijkheid over de normtijden die gemeentes als uitgangspunt kunnen hanteren bij de wasverzorging. Richtinggevende uitspraken kunnen leiden tot herzieningsverzoeken van cliënten met een lopende indicatie. Of moeten gemeentes lopende indicaties voor wasverzorging ambtshalve herzien? Daarover gaat deze blog update. Ik bespreek het volgende:
- Ambtshalve repareren van eerder genomen besluiten.
- Verzoeken om herziening terugwerkende kracht.
- Verzoeken om herziening naar de toekomst.
- Nieuwe aanvragen.
1. Ambtshalve repareren van eerder genomen besluiten
Gemeentes zijn in juridische zin niet verplicht om eerder genomen besluiten ambtshalve te repareren. Besluiten met formele rechtskracht gelden in principe voor de duur van het besluit. Want voor besluiten die onrechtmatig genomen (kunnen) zijn, geldt dat zij nu eenmaal formele rechtskracht hebben gekregen als daar geen bezwaar tegen is gemaakt. Het ligt op de weg van de burger om zich te melden bij het college (zie verder onder 2 en 3).
Politiek vraagstuk
Het ambtshalve repareren van besluiten moet veeleer worden aangemerkt als een politiek vraagstuk. Je zou kunnen betogen dat het hoort bij een betrouwbare overheid om ieder het zijne te geven. Dit in het kader van de rechtmatigheid als uit de rechtspraak van de Raad blijkt dat het geldende beleid of de uitvoering van de Wmo 2015 te kort schiet.
2. Verzoek om herziening met terugwerkende kracht
Een verzoek om herziening met terugwerkende kracht zal naar de strekking ervan uitgelegd moeten worden als een aanvraag. Uitgangspunt is aldus dat een bestuursorgaan in het algemeen bevoegd is om een zogeheten herhaalde aanvraag inhoudelijk te behandelen en daarbij het oorspronkelijke besluit in volle omvang te heroverwegen (vgl. RVS:2016:3131). De inhoud van inmiddels tot stand gekomen jurisprudentie op zichzelf is geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid (CRVB:2009:BJ7887).
Bij een verzoek om herziening met terugwerkende kracht moet onderscheid worden gemaakt tussen de cliënt die alleen een maatwerkvoorziening (natura) ontvangt en degene die extra noodzakelijke ondersteuning heeft ingekocht in de voorliggende periode.
Natura
Een maatwerkvoorziening (natura) kan niet met terugwerkende kracht worden verstrekt. Dat is logisch. In deze situatie heeft de cliënt geen procesbelang, het besluit is om die reden niet ontvankelijk in bezwaar.
Extra ondersteuning ingekocht
Dat ligt anders als de cliënt aantoont zelf extra noodzakelijke ondersteuning te hebben ingekocht in de voorliggende periode. Dus naast de geïndiceerde een maatwerkvoorziening (natura) die al dan niet in de vorm van een pgb wordt verzilverd. Is het toekenningsbesluit onrechtmatig genomen? Dan geldt nog steeds dat het besluit formele rechtskracht heeft gekregen als daar geen bezwaar tegen is gemaakt. Maar met de inkoop van (extra) noodzakelijke ondersteuning heeft de cliënt schade geleden als gevolg van dat onrechtmatige besluit.
Toetsing aan het evenredigheidsbeginsel
Deze besluiten worden getoetst aan het (nieuwe toetsingskader) evenredigheidsbeginsel (art. 3:4 lid 2 Awb, RVS:2022:285). Afwijzen van een herzieningsverzoek van een eerder genomen onjuist besluit kan als (evident) onredelijk worden aangemerkt (vgl. CRVB:2023:1363).
3. Verzoek om herziening naar de toekomst
Ook een verzoek om herziening van een bestaand besluit naar de toekomst zal naar de strekking ervan ook uitgelegd moeten worden als een aanvraag. Het college is in het algemeen gehouden om te beslissen op basis van het geldende beleid, dat spreekt voor zich. In dit geval kan de aanvrager (ook zonder nieuw beleid!) niet worden tegengeworpen dat, bij ongewijzigde feiten of omstandigheden, het toekenningsbesluit formele rechtskracht heeft gekregen. Is de gevraagde ondersteuning noodzakelijk? Dan zal het college het herzieningsverzoek naar de toekomst moet honoreren op basis van de normtijden voor wasverzorging (CRVB:2025:46). Dan kan het college doen onder toepassing van art. 2.3.9 Wmo 2015.
4. Nieuwe aanvragen
Cliënten kunnen een melding doen als bedoeld in art. 2.3.2 lid 1 Wmo 2015 en na ontvangst van de schriftelijke uitkomsten van het onderzoek een aanvraag indienen. Bevat het gemeentelijk beleid geen bepalingen over de aanspraak of is het besluit niet gebaseerd op een (andere) objectieve maatstaf, dan zal de bestuursrechter doorgaans zelf voorzien als bedoeld in art. 8:72 lid 3 aanhef en onder b Awb. Zie bijvoorbeeld r.o. 4.3 van CRVB:2025:46.